Leefbaarheid en groen in Utrecht?

De betekenis van groen voor de leefbaarheid van de stad is groot. En het gaat dan niet alleen om recreatieve behoeften van de bewoners. Voor de recreatieve behoeften bestaan richtlijnen voor de benodigde oppervlakte openbaar groen. Op basis hiervan werd eerder door de gemeente een groot tekort aan openbaar groen in de stad geconstateerd, met name in de binnenstad en de omringende wijken. En de conclusie was dat deze tekorten verminderd dienden te worden door het realiseren van meer groen nabij de woningen. Enkele jaren geleden is, in het kader van een ‘actualisering’ van het groenbeleid, dit streven losgelaten ten gunste van het streven om in de bestaande stad nog vele duizenden nieuwe woningen te bouwen. Wat dit betekent voor het groen valt toe te lichten met het recente plan Zijdebalen.

Als gevolg van het nieuwe beleid zal zowel voor de huidige bewoners als voor de nieuwe bewoners van de bestaande stad het tekort aan openbaar groen nabij de woningen toenemen en de leefbaarheid dientengevolge afnemen. En dat terwijl die leefbaarheid toch al zo is afgenomen, en verder zal afnemen, door de toeneming van het autoverkeer.
Een nieuwe actualisering van het groenbeleid is daarom dringend gewenst; een actualisering waarbij het groenbeleid niet ondergeschikt is aan het volbouwen van de stad maar gericht is op de verbetering van de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners.

De betekenis van groen voor de leefbaarheid van de stad
Dat in een stad het groen, te weten de onverharde, beplante grond met eventueel water alsmede bomen, voor de bewoners in allerlei ‘recreatieve’ behoeften voorziet is al eeuwen bekend. Zo bijvoorbeeld de behoefte om buiten te wandelen of te spelen, de behoefte aan frisse lucht, aan bescherming tegen zon en wind, aan uitzicht op de met het jaargetijde wisselende kleuren van bomen enzovoort.
Het wordt steeds duidelijker dat er naast deze recreatieve behoeften nog veel meer behoeften, zogenaamde ‘functies’, zijn waarin groen voorziet of zou kunnen voorzien. Zo is er een groeiende belangstelling voor de bijdrage van groen aan absorptie van luchtvervuiling en geluid en aan verkoeling en regenwaterberging.

Over de vele ‘functies’ van groen komen steeds meer onderzoeksgegevens uit binnen- en buitenland beschikbaar die de verwachting rechtvaardigen dat ‘groenere’ steden veel voordelen zullen opleveren voor de gezondheid van de bewoners, voor de biodiversiteit, voor de klimaatbestendigheid en ‘last but not least’ voor de stedelijke economie.[1]

Richtlijnen voor de oppervlakte groen
Vooral de belangrijke recreatieve functies hebben in de stedenbouw al lang geleden geleid tot richtlijnen, ‘groennormen’, voor de oppervlakte, bereikbaarheid en inrichting van openbare groengebieden. Deze groengebieden blijken het meest effectief als ze voorkomen in een rangorde van klein en dichtbij de woningen tot steeds groter en verder weg: van ‘blokgroen’, ‘buurtgroen’ en ‘wijkgroen’ tot ‘stads(deel)groen’. Oudere richtlijnen uit 1978 hiervoor zijn de volgende, in m2/inwoner:

blokgroen                     3
buurtgroen                   3
wijkgroen                    4
stads(deel)groen          11
Samengevat komen deze richtlijnen dus neer op 21 m2 groen per inwoner of wel (bij een gemiddelde woningbezetting van 2,3 personen) op 48 m2 per woning, waarvan ongeveer de helft op loopafstand van de woning. Dat het niet om hoge cijfers gaat blijkt uit de recente aanbeveling, uit 2006, van de rijksoverheid om 75 m2 groen per woning te realiseren.

Volgens die richtlijnen is er in de stad een tekort aan groen.
In het gemeentelijke Groenstructuurplan van 1989 (GSP 89) werd op basis van de cijfers uit 1978 geconstateerd dat er voor de gehele stad gemiddeld wel voldoende groen was, maar dat er in de binnenstad en de omringende oudere wijken een tekort was aan blok-, buurt- en wijkgroen. Voor buurt- en wijkgroen bedroeg dit tekort totaal ca. 50 ha, een oppervlakte, om de gedachten te bepalen, gelijk aan 5 Wilhelminaparken.
Volgens dit GSP 89 diende te worden gestreefd naar het verminderen van deze tekorten door het realiseren van meer groen.

Het tekort aan groen wordt niet kleiner maar groter.
In het Groenstructuurplan van 2007 (GSP 07), dat een actualisering heet te zijn van GSP 89, gaat het echter niet meer over richtlijnen en specifieke tekorten op basis daarvan in de oudere stadsdelen. Nee, er wordt alleen, bijna terloops, gemeld dat er in de stad op basis van landelijke cijfers (vermoedelijk die bovengenoemde 75 m2 per woning) een tekort aan groen is van 300 ha. En het streven om die tekorten ter plaatse te verminderen is losgelaten en vervangen door het streven om rondom de stad, op kosten van provincie en Rijk, openbaar groen te realiseren. Daarmee wordt echter wel voorbijgegaan aan het gegeven dat, blijkens ervaring en daarop gebaseerde (en in het GSP 89 gehanteerde) richtlijnen, dit grote groen om de stad niet kan voorzien in de behoeften aan groen dichter bij de woningen.
Deze verandering, verzwakking, in het groenbeleid is een gevolg van een ander, belangrijker, streven namelijk om in de bestaande stad nog vele duizenden nieuwe woningen te bouwen. In vergelijking met de situatie in 1989 zullen er in de bestaande stad in 2015 ongeveer 10.000 nieuwe woningen bij gekomen zijn, althans volgens de plannen waarvan een deel al is gerealiseerd.[2]
Voor de leefbaarheid en het groen in de stad zullen de gevolgen van dit beleid negatief zijn. . Voor zover die nieuwe woningen worden gebouwd ter plaatse van bestaand groen behoeft dit geen betoog. De kans dat dit nog zal gebeuren is na ‘Geen groen voor poen’, het motto waaronder in 2004 massaal werd geprotesteerd tegen voorstellen om diverse groene plekken in de stad te gaan bebouwen, zeker kleiner geworden. In plaats van ‘stadsbrede’ zijn minder protest oproepende incidentele voorstellen echter nog wel te verwachten.

Maar ook als die nieuwe woningen niet worden gebouwd ter plaatse van bestaand groen dan wordt het tekort aan groen vergroot. Want als het al lukt om die woningen te voorzien van het zogenaamde blokgroen dan is er nog altijd een onvervulde extra behoefte aan buurt- en wijkgroen. Dit valt nader toe te lichten met het voorbeeld Zijdebalen.[3]

Het plan Zijdebalen
Ten Noorden van de Bemuurde Weerd, tussen de Zeedijk langs de Vecht en de Westerdijk, ligt een gebiedje van ongeveer 3 ha (300 x 100 m) waarin voornamelijk bedrijven lagen.
In dit gebied wil de gemeente nu door een projectontwikkelaar bijna 500 woningen laten bouwen, wat gelet op de grootte van het gebied heel veel is.
De woningen worden gebouwd in een viertal bouwblokken van 4-6 lagen hoog. Tussen die blokken, dwars op de Zeedijk, komen drie nieuwe straten van maximaal 18 m breed. (Ter vergelijking: dat is ongeveer de breedte van de Nobelstraat). Binnen die breedte komt er in het midden van elke straat wellicht nog een grachtje van 6 m breed.
In de binnenhoven komt het gemeenschappelijke groen, het blokgroen, met op sommige plaatsen wellicht nog particuliere tuinen eromheen. Van de vier binnenhoven worden er twee openbaar toegankelijk. Onder het groen (en de eventuele tuinen) in de binnenhoven bevinden zich de halfverdiepte parkeerkelders voor de ca. 500 auto’s van de bewoners. Voor de auto’s van bezoekers worden 131 parkeerplaatsen in de nieuwe straten aangelegd.
Wat de bomen betreft: er komen bomen langs de Zeedijk en de Westerdijk, totaal ca. 40. Of het er veel meer zullen worden is nog zeer de vraag. Als in de nieuwe straten behalve de bezoekersparkeerplaatsen ook nog die grachtjes worden gemaakt is er waarschijnlijk geen ruimte meer voor bomen. En waar nog wel ruimte is, in de binnenhoven, ontbreekt de geschikte ondergrond (want die wordt gevormd door het betondak van de parkeerkelders).Dus de kans is groot dat het bij die 40 bomen blijft en dat is wel erg weinig in vergelijking met het Utrechtse gemiddelde van 1 boom per woning.
Voor het buurt- en wijkgroen zijn de toekomstige bewoners aangewezen op de omgeving waarin echter al te weinig groen is voor de bestaande bewoners zoals het GSP 89 reeds vaststelde. In feite wordt met dit plan het tekort aan buurt- en wijkgroen alleen maar verder vergroot met tenminste (volgens die bescheiden richtlijnen uit 1978) bijna 1 ha.

Eigenlijk is het wrang om dit alles te moeten constateren voor een plan dat zich tooit met de naam Zijdebalen omdat zich hier ooit de Lusthof Zijdebalen bevond. Een 18e eeuws landgoed aan de Vecht waarvan, volgens de plantoelichting, de tuinen behoorden tot de rijkste die Nederland ooit heeft gekend.

Conclusie
Het gemeentelijke groenbeleid op basis van het geactualiseerde groenstructuurplan heeft als gevolg dat zowel voor de huidige bewoners als voor de nieuwe bewoners van de bestaande stad het tekort aan openbaar groen toeneemt en de leefbaarheid dientengevolge afneemt.
Die leefbaarheid neemt bovendien af door toeneming van het stedelijke autoverkeer en de luchtvervuiling en geluidhinder die dat met zich mee brengt. Aan het verminderen van die problemen zou meer groen juist een bijdrage kunnen leveren. Bovendien kan meer groen een bijdrage leveren aan het verminderen van de gevolgen van de klimaatverandering voor de stad.
Een nieuwe ‘actualisering’ van het gemeentelijke groenbeleid is daarom dringend gewenst. En dan een actualisering waarbij het groenbeleid niet ondergeschikt is aan het volbouwen van de stad maar gericht is op de verbetering van de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners van de stad.

Kees Bos, 1 februari 2010

[1] Raad voor het Landelijk Gebied, Recht op groen, deel 2 Analyse, juni 2005

[2] Gemeente Utrecht, Dienst Stadsontwikkeling, Structuurvisie 2015-2030, juli 2004

[3] Gemeente Utrecht, Dienst Stadsontwikkeling, Zijdebalen, Stedebouwkundig Programma van Eisen, 8 december 2009, www.zijdebalen-utrecht.nl